Nieuwsbrief FSO nr. 79 - Impact van wijzigingen in het insolventierecht op de administratieve praktijk van het FSO: focus op overdracht onder gerechtelijk gezag
Inhoud van deze pagina
Inleiding
Het insolventierecht werd onlangs grondig herzien door het Europese recht. De Europese richtlijn van 20 juni 2019 (2019/1023) betreffende herstructurering en insolventie werd omgezet in Belgisch recht door de wet van 7 juni 2023. Deze wet, die in werking trad op 1 september 2023, is van toepassing op alle procedures die vanaf die datum worden geopend.
Voor de hervorming was de overdracht onder gerechtelijk gezag een procedure gericht om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Tot 31 augustus 2023 waren dit procedures ‘gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag”. Door de hervorming is de finaliteit gewijzigd en heet de procedure voortaan ‘overdracht onder gerechtelijk gezag. De procedure werd omgevormd tot een vereffeningsprocedure met als doel de activa of de activiteiten van een onderneming over te dragen om zo de opbrengst voor de schuldeisers te maximaliseren.
In het Belgische recht bleek deze wijziging noodzakelijk aangezien de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (arrest Plessers) hierop aandrong. In deze zaak was een prejudiciële vraag gesteld om na te gaan of het Belgische recht wel in overeenstemming was met het Europese recht. Er bestond namelijk enige juridische onzekerheid omdat in het Belgische recht de overnemer kon kiezen welke werknemers hij wenste over te nemen in het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag, terwijl het Europese recht, in richtlijn 2001/23, voorziet in de bescherming van werknemers bij een overname van een onderneming. Om deze rechtsonzekerheid weg te werken, is nu verduidelijkt dat de procedures betreffende de overdracht onder gerechtelijk gezag niet langer procedures zijn gericht op een gerechtelijke reorganisatie, maar dat het nu een procedure is gericht met als doel de onderneming te vereffenen.
Door deze hervorming diende ook CAO nr. 102 van 5 oktober 2011 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ten gevolge van een overdracht van onderneming onder gerechtelijk gezag te worden gewijzigd. Dit werd gedaan bij CAO nr. 102/2 van 19 december 2023, die in werking trad op 1 januari 2024.
Juridische vraag
Vanwege de veranderingen die voortvloeiden uit de wijzigingen in het insolventierecht, onderzocht het FSO welke gevolgen deze hervorming zou kunnen hebben voor haar tussenkomst ten gunste van werknemers die het slachtoffer zijn van de sluiting van hun onderneming, in het geval van een overdracht onder gerechtelijk gezag.
Om de exacte tussenkomst van het FSO in het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag te bepalen, moet er onderscheid gemaakt worden tussen drie fases. Afhankelijk in welke fase de schuldvordering opeisbaar wordt, wijzigt de tussenkomst van het FSO. Door de hervorming heeft het FSO onderzocht of er nog steeds een onderscheid moest worden gemaakt tussen de tussenfase - d.w.z. de fase tussen de aanvangsdatum van de procedure van de overdracht onder gerechtelijk gezag en de sluiting ervan - en de andere fasen, aangezien de overdracht onder gerechtelijk gezag niet langer als een gerechtelijke reorganisatieprocedure wordt beschouwd, maar nu als een vereffeningsprocedure.
Antwoord
Het doel van een overdracht onder gerechtelijke gezag is nu gericht op de vereffening van een onderneming in moeilijkheden. Dit brengt geen verandering met zich mee wat betreft de tussenkomst van het FSO ten gunste van de werknemers van de desbetreffende onderneming. Voor een tussenkomst van het FSO voor procedures die werden geopend voor 1 september 2023 was een sluiting van de onderneming ook een voorwaarde. Het feit dat de overdracht onder gerechtelijk gezag nu steeds uitmondt in een vereffening van de onderneming, heeft dus geen gevolgen.
Bovendien blijven in het geval van een overdracht onder gerechtelijk gezag de drie fasen van toepassing, zelfs na de wijzigingen die door de insolventiewetgeving zijn ingevoerd (zie onderstaand schema).
De tussenfase van de overdracht onder gerechtelijk gezag is vastgelegd in artikel 16 van CAO nr. 102. Dit werd gewijzigd door CAO nr. 102/2 van 19 december 2023, dat als volgt luidt:
“De schulden die opeisbaar worden na het tijdstip van het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie [of van overdracht onder gerechtelijk gezag] opent, of, bij ontstentenis van dit vonnis, na het tijdstip van het vonnis dat de overdracht onder gerechtelijk gezag beveelt maar vóór het tijdstip van de overdracht onder gerechtelijk gezag en die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen de schuldenaar en de werknemers die overgenomen zullen worden, blijven ten laste van de schuldenaar.”
Nogmaals, bij lezing van deze bepaling blijkt duidelijk dat de procedure betreffende de overdracht onder gerechtelijk gezag wordt onderscheiden van gerechtelijke reorganisatieprocedures. Artikel 16 is enkel van toepassing voor de procedure overdracht onder gerechtelijk gezag. De CAO nr. 102 werd immers gesloten krachtens artikel XX.86 van het Wetboek van Economisch Recht om de situatie van de overgedragen werknemers in het kader van deze procedure te regelen, zoals bedoeld in de artikelen XX.84 tot XX.97 van het Wetboek van Economisch Recht (zie artikel 1 van CAO nr. 102). Bij de bepaling van deze fases en dus om de tussenkomst van het FSO te bepalen, moet er dus zowel wel rekening worden gehouden met de procedure van gerechtelijke reorganisatie als met de overdracht onder gerechtelijk gezag.
De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg deelt de positie van het FSO met betrekking tot deze interpretaties.
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat de wijzigingen in het insolventiewetgeving geen concrete gevolgen hebben gehad voor het FSO wat betreft het vergoeden van werknemers die slachtoffer zijn van een sluiting van hun onderneming in het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag. Dit vereist dus geen aanpassing van de administratieve praktijk van het FSO.