Nieuwsbrief FSO nr. 67 - Ontslagnemende werknemers ontslagen door de curator hebben geen recht op sluitingsvergoeding
Inhoud van deze pagina
Juridische vraag
Een van de toekenningsvoorwaarden voor een sluitingsvergoeding is het ontslag van de werknemer door de werkgever. Is er een sluitingsvergoeding verschuldigd wanneer een werknemer ontslag neemt en de curator, naar aanleiding van het faillissement van de werkgever, die werknemer tijdens de opzegperiode ontslaat?
Standpunt FSO
Een van de toekenningsvoorwaarden voor een sluitingsvergoeding is het ontslag van de werknemer door de werkgever. Is er een sluitingsvergoeding verschuldigd wanneer een werknemer ontslag neemt en de curator, naar aanleiding van het faillissement van de werkgever, die werknemer tijdens de opzegperiode ontslaat?
Motivering
Arbeidshof Luik, afdeling Namen, 03.12.2020, onuitgegeven
Feiten
In dit geval had de werknemer een ontslagbrief met opzeg voorgelegd aan de werkgever. Maar de werkgever werd nog vóór het einde van die opzegperiode failliet verklaard en de curator heeft de werknemer op de dag van het faillissement ontslagen.
Op de C4 die de curator heeft afgeleverd, staat dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd door een verbreking door de werkgever en dat er voor de resterende opzegperiode een verbrekingsvergoeding werd toegekend.
Beslissing van het hof
Het arbeidshof van Luik stelt vast dat artikel 18 van de wet niet verduidelijkt of we de verbreking van de arbeidsovereenkomst moeten beoordelen op het moment van de kennisgeving van het ontslag, aan het einde van de opzegperiode of bij een verbreking nog na de datum van kennisgeving van het ontslag. Het hof benadrukt dat het ontslag een eenzijdige handeling is waarmee een partij aan de andere partij haar intentie tot verbreking meedeelt. Het is niet onderworpen aan vormvoorschriften, in tegenstelling tot de regels rond opzeg.
Het hof verwijst vervolgens naar de ratio legis van de sluitingsvergoeding. Bij het lezen van de voorbereidende werkzaamheden stelt het hof vast dat die vergoeding bedoeld is om werknemers te ondersteunen als compensatie voor de moeilijkheden voor ontslagen werknemers om vervanging te vinden doordat een groot aantal werknemers tegelijkertijd op de arbeidsmarkt terechtkomt. Maar ze is niet bedoeld voor de situatie van een werknemer die het bedrijf verlaat om een job bij een andere werkgever te zoeken. In dat laatste geval verliest de werknemer het recht op de vergoeding.
Het hof leidt daaruit af dat het moment van de verbreking moet worden beschouwd als datum van kennisgeving van het ontslag.
Ter ondersteuning van die redenering verwijst het arbeidshof naar de leer van het Hof van Cassatie dat heeft gekozen voor een dergelijke interpretatie in een arrest van 6 december 1982 (AR 3626, arresten van het Hof van Cassatie 1983, I, p 482), namelijk ' wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd op het ogenblik dat de handeling die de overeenkomst doet eindigen, wordt gesteld, d.i. in geval van opzegging door de werkgever, op het ogenblik dat de werkgever het ontslag ter kennis van de werknemer brengt en niet op het ogenblik dat de rechtsbetrekking tussen partijen werkelijk een einde neemt'.
Volgens het Hof geldt hetzelfde als de werknemer ontslag neemt.
Conclusie
De administratieve praktijk van het FSO werd andermaal bevestigd door deze uitspraak.
Diegene die de arbeidsovereenkomst verbreekt, is wel degelijk de ontslagnemende werknemer. De arbeidsovereenkomst werd verbroken op de datum van kennisgeving van het ontslag met een ontslagbrief, ook al heeft de curator de werknemer later op de dag van het faillissement ontslagen. De voorwaarde die vereist is in artikel 18 van de wet van 26 juni 2002 voor de verbreking van de arbeidsovereenkomst door de werkgever is niet vervuld. De werknemer heeft dus geen recht op een sluitingsvergoeding.