Nieuwsbrief FSO nr. 70 - De toepassing van de verjaringstermijn van zes maanden in het kader van een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en van de burgerlijke aansprakelijkheid van het FSO.
Inhoud van deze pagina
Juridische vraag
Is de verjaringstermijn van artikel 72/1, § 1, tweede lid van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen in het kader van een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen van toepassing wanneer een fout kan worden toegeschreven aan andere partijen dan het FSO?
Vormt de verplichting tot teruggave van een onverschuldigd betaalde som schade in de zin van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek en kan het FSO aansprakelijk worden gesteld door deze verplichting?
Standpunt FSO
Om de verjaringstermijn van zes maanden te kunnen toepassen in het kader van een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, is vereist dat de betaling enkel het gevolg is van een fout van het FSO.
Feiten
Het FSO is tussengekomen voor een werknemer voor de sluitingsvergoeding en de contractuele vergoedingen. Na de betaling van de bedragen ontdekte tijdens een uitwisseling van e-mails met de vakbond van de werknemer het FSO het bestaan van een overdrachtsovereenkomst in het kader van een overname van activa na faillissement. Aan de voorwaarden voor een overname na faillissement werd voldaan waardoor het FSO vaststelde dat de werknemer als overgenomen moest worden beschouwd (art. 42, § 1, wet van 26.06.2002). Het FSO heeft daarom besloten de onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen.
De werknemer heeft die beslissing aangevochten en verzocht. In hoofdorde haalt de werknemer aan dat de terugvordering van het onverschuldigde bedrag dat het FSO heeft betaald, is verjaard op grond van artikel 72/1, § 1, tweede lid van de wet van 26.06.2002. De termijn van zes maanden moet worden toegepast omdat het FSO een fout heeft gemaakt. In ondergeschikte orde stelt de werknemer dat die fout de wettelijke aansprakelijkheid van het FSO doet ontstaan krachtens de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek.
Volgens het FSO moet de verjaringstermijn van drie jaar voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen (art. 72/1, § 1er, eerste lid van de wet van 26.06.2002) worden toegepast. De curator had de overdrachtsovereenkomst bekrachtigd in het kader van een overname van de activa na het faillissement, maar had het bestaan van een dergelijke overname niet vermeld in de vragenlijst die het FSO hem had toegezonden. Bovendien had de werknemer, bijgestaan door zijn vakbond, geen kopie van de overeenkomst aan het FSO bezorgd.
Arbeidsrechtbank van Waals-Brabant, afdeling Nijvel (3de kamer), 13.10.2020, AR 19/910/A
De arbeidsrechtbank was van mening dat de werknemer werd overgenomen na faillissement.
Wat de verjaring van de vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen betreft, is de arbeidsrechtbank van oordeel dat de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen van openbare orde is en dus strikt moet worden geïnterpreteerd.
De termijn van zes maanden is van toepassing als de betaling enkel het gevolg is van een fout van het FSO. In casu heeft de arbeidsrechtbank geen fout van het FSO vastgesteld, aangezien het FSO op het tijdstip van de betaling niet kon weten dat een overname had plaatsgevonden. Noch de werknemer, noch de curator verwezen naar de overdrachtsovereenkomst in de context van een overname van activa na faillissement, en de curator had in de vragenlijst specifiek aangegeven dat er geen sprake was geweest van voortzetting van de activiteiten van de overdragende onderneming. Zelfs indien het FSO een fout had gemaakt, was er sprake van nalatigheid van de curator, de werknemer en zijn vakbond.
Wat de burgerlijke aansprakelijkheid op grond van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek betreft, was de arbeidsrechtbank van oordeel dat de bewijslast op de werknemer rustte en dat geen schuld van het FSO was aangetoond.
Conclusie
Om de verjaringstermijn van zes maanden te kunnen toepassen op een vordering tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, is vereist dat de betaling uitsluitend het gevolg is van een fout van het FSO.
In deze beslissing wordt er ook aan herinnerd dat de verplichting tot teruggave van een onverschuldigd betaalde som op zich geen schade vormt in de zin van burgerlijke aansprakelijkheid. Schade die losstaat van de terugbetaling van de onverschuldigde betaling kan nog steeds vergoedbaar zijn, op voorwaarde dat de werknemer die schade kan bewijzen.