Schijnbeweging van de werkloosheid: stabilisering lijkt net tot meer schommelingen te leiden
De RVA krijgt de voorbije tijd meer vragen over het ‘schommelen’ van de vergoede werkloosheid. Na lang te hebben afgenomen, zagen we op jaarbasis stijgingen in september 2023 (+2,0%), maart 2024 (+6,7%) en mei 2024 (+2,6%), maar tussenin neemt de werkloosheid telkens weer af. Het lijkt tegenstrijdig, maar die ‘schommelingen’ worden veroorzaakt door een stabilisering van de werkloosheid.
Aantal vergoede werklozen per maand
Ook als het aantal werklozen algemeen stijgt of daalt, zien we doorheen het jaar steeds variaties. De voorbije maanden stabiliseert het werklozenpeil. Er zijn nog steeds variaties per maand, maar de verschillen worden minder groot: de recent genoteerde minimale en maximale werkloosheidspeilen komen dichter bij elkaar te liggen.
Procentueel verschil op jaarbasis
Ook als je kijkt naar het procentueel verschil op jaarbasis (de mate waarin het werkloosheidspeil van een bepaalde maand verschilt tegenover dezelfde maand van het jaar ervoor), is het verschil de ene maand groter dan de andere. Ook als de werkloosheid bv. aanhoudend daalt, zien we de ene maand een grotere daling dan de andere. De laatste maanden toont het aantal werklozen geen algemene trendbreuk, maar komt erg dicht bij de nulgroei te liggen (het punt waarop de werkloosheid niet stijgt maar ook niet daalt). De ‘slingerbeweging’ tussen de minimale en de maximale verschillen schommelt dan ook langs die nulgroei, waardoor maanden met stijgingen en dalingen elkaar afwisselen.
Een werkloosheidspeil dat de ene maand stijgt en de andere maand daalt, blijft met andere woorden uiteindelijk ongeveer stabiel. Dit ligt ook in de lijn van de verwachtingen: voor het jaar 2024 werd een algemene evolutie van de vergoede werkloosheid van -0,3% geraamd.