Wat betekent de structurele daling van het aantal RVA-uitkeringen?

Om een Belgische tewerkstellingsgraad van 80% te behalen, kan je niet (alleen) bij de RVA-gerechtigden naar een oplossing zoeken. Dat bevestigt de RVA in een nieuwe analyse. Ook grondige besparingen vallen er bij de werkloosheidsuitkering niet meer te behalen, waarschuwt de Rijksdienst.

Goed (en slecht) nieuws: de werkloosheidsniveaus liggen historisch laag

Al meerdere jaren op rij breekt het lage aantal werkloosheidsuitkeringen historische records die teruggaan tot vóór de tweede oliecrisis. “Dat is op zich uiteraard een succesverhaal,” licht Michiel Segaert van de RVA-studiedienst toe, “maar het heeft een keerzijde: hoeveel mensen de stap naar werk ook hebben gezet de voorbije jaren, ligt ook het aantal niet-beroepsactieven in België gevoelig hoog ten opzichte van de rest van Europa.” Zo herinnert de studie er bijvoorbeeld aan dat toen de uitkering voor schoolverlaters beperkt werd in de tijd, er ook een grote uitstroom richting leefloon en arbeidsongeschiktheid ontstond, stelsels waaruit de stroom richting werk vaak nog moeizamer verloopt. “Om de ambitie van 80% tewerkstelling te bereiken, moeten ongeveer 550.000 extra personen aan het werk,” legt Michiel Segaert uit. “Dat is een pak meer dan het aantal uitkeringstrekkers dat nog overblijft binnen de werkloosheid. Hoe belangrijk het ook is om aandacht te blijven hebben voor werklozen, blijkt daar niet langer de kern te liggen van het tewerkstellingsvraagstuk.”

Dezelfde keerzijde toont zich ook op het vlak van mogelijkheden om de financiële draagkracht van de sociale zekerheid te versterken door ingrepen op de werkloosheid. Michiel Segaert: “De Belgische werkloosheidsuitkering is relatief uniek in de wereld, het is niet onlogisch dat hier debat over ontstaat en manieren worden gezocht om het stelsel te verbeteren. Maar als dat debat wordt gevoerd in termen van sociale uitgaven, moeten we er wel op wijzen dat de werkloosheidsuitkeringen geen 3% van de sociale zekerheid meer vertegenwoordigen. Realistisch gezien biedt dit stelsel geen fundamentele budgettaire marges meer.”

Gewestelijke verschillen en genderrollen

Het grootste deel van de studie gaat echter over de vergelijking van de uitkeringen per gewest. Hierbij valt de bekende verschillende economische context per gewest op, maar de analyse kan ook een aantal clichés doorprikken. “We zien een historisch verschil tussen Vlaanderen en de andere gewesten op het vlak van werkloosheid, zeker de langdurige werkloosheid,” bevestigt Michiel Segaert. “Voor Wallonië zien we op dat vlak de voorbije twintig jaar echter ook de grootste structurele verbetering. Ook in Brussel, dat een grootstedelijke context kent, zien we structurele afnames.”

Vlaanderen heeft op zijn beurt meer stelsels die behoren tot beroepsinactiviteit, zoals het SWT of tijdskrediet. “Ook dit is de voorbije jaren sterk afgebouwd, bijvoorbeeld door de hervorming van het brugpensioen,” licht Michiel Segaert toe. “Maar de werkonderbrekingsstelsels, zoals het tijdskrediet, blijven grotendeels een Vlaams fenomeen en nemen steeds verder toe. Dit is logisch vanuit de grotere tewerkstelling en ondersteunt ook de verhouding tussen werk en privé, maar draagt tegelijk mee bij aan een kleiner volume tewerkstelling en een groter volume beroepsinactiviteit.”

De analyse maakt vervolgens de doorsnede van alle RVA-uitkeringen per geslacht. Ook hier zijn de sporen te zien van historische patronen, dit keer volgens genderrol. Waar mannen aanzienlijk oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidsstelsels, waarvoor met name rechten worden opgebouwd vanuit een gestoffeerd beroepsverleden, zien we verhoudingsgewijs meer vrouwen in stelsels van deeltijds werk. Hierdoor, alsook door het gevolg van de verschillen qua loon waarop de uitkering is gebaseerd, ligt de gemiddelde RVA-uitkering voor vrouwen ook lager dan die voor mannen.

De volledige studie “Wat betekenen de sociale uitgaven van de RVA voor de burger?” vindt u op de website van de RVA - rubriek Documentatie - Statistische publicaties - Studies.