Tijdskrediet zonder motief - Reglementering van kracht vóór 01.04.2017
Inhoud van deze pagina
E61
Laatste update : 1.04.2017
Wat is tijdskrediet zonder motief?
Het tijdskrediet zonder motief biedt de werknemer de mogelijkheid om zijn prestaties tijdelijk te schorsen of te verminderen. Het kan bekomen worden om het even welke reden. De werknemer moet zijn aanvraag dus niet rechtvaardigen bij de onderneming.
Voorbeelden: de werknemer kan een tijdskrediet zonder motief aanvragen om te reizen, aan zijn huis te werken, vrijwilligerswerk te doen, een andere activiteit uit te proberen, enz.
Sinds 01.01.2015 wordt het tijdskrediet zonder motief toegekend zonder uitkeringen van de RVA (zie infoblad E67).
OPGELET!!! In toepassing van de cao nr. 103er tot wijziging van cao nr. 103 wordt het tijdskrediet zonder motief afgeschaft vanaf 01.04.2017. Het blijft echter van toepassing op alle eerste aanvragen en aanvragen om verlenging waarvoor de werkgever een schriftelijke kennisgeving heeft ontvangen vóór 01.04.2017.
Op wie is de inhoud van dit infoblad van toepassing?
Op de werkgevers die vóór 01.04.2017 een schriftelijke kennisgeving hebben ontvangen, waarin de werknemer een tijdskrediet zonder motief aanvraagt. In dat geval, indien alle voorwaarden zijn vervuld, kan het tijdskrediet zonder motief nog worden toegekend, zelfs als het na 01.04.2017 begint.
Er bestaan 3 vormen van tijdskrediet zonder motief:
- Voltijds tijdskrediet
Dit biedt de werknemers de mogelijkheid om hun arbeidsprestaties volledig te schorsen ongeacht hun arbeidsregeling (voltijds of deeltijds).
- Halftijds tijdskrediet
Dit biedt de werknemers die minstens 3/4-tijds werken de mogelijkheid om hun arbeidsprestaties te verminderen en aan 50% van een voltijds arbeidsregime te blijven werken.
- 1/5-tijds tijdskrediet
Dit biedt de werknemers die voltijds werken in een wekelijkse arbeidsregeling gespreid over minstens 5 dagen de mogelijkheid om hun arbeidsprestaties te verminderen met één dag of twee halve dagen per week.
Het is eventueel mogelijk om op basis van een andere vermindering van de voltijdse arbeidsregeling 4/5-tijds te werken. In die mogelijkheid moet echter worden voorzien:
- een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op sector- of ondernemingsniveau;
- of, indien er geen vakbondsafvaardiging is in de onderneming, door het arbeidsreglement en op voorwaarde dat u en de werknemer een onderling akkoord sluiten.
Wat zijn de toegangsvoorwaarden?
Om het tijdskrediet zonder motief te bekomen, moet de werknemer verplicht en cumulatief de hierna vermelde voorwaarden vervullen.
Deze voorwaarden moeten vervuld zijn op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving (zie het Infoblad E65 over de aanvraagprocedure).
Voorwaarden inzake beroepsverleden en anciënniteit
De voorwaarden inzake beroepsverleden en anciënniteit zijn dezelfde voor de 3 vormen van tijdskrediet zonder motief (voltijds, halftijds en 1/5-tijds).
Een beroepsverleden van minstens 5 jaar als loontrekkende hebben
Een beroepsverleden van minstens 5 jaar als loontrekkende hebben
Als werkgever bent u niet verantwoordelijk voor de berekening van het beroepsverleden als loontrekkende van de werknemer, die een tijdskrediet zonder motief aanvraagt. Het is de werknemer die zijn jaren als loontrekkende moet berekenen en moet verklaren dat deze voorwaarde vervuld is.
Om de werknemers van uw onderneming die informatie wensen over de berekening van de 5 jaar beroepsverleden als loontrekkende te kunnen informeren, vindt u hierna de bepalingen die de sociale partners in de cao nr. 103 (zoals zij in werking was vóór 01.04.2017) hebben vastgelegd.
Berekening van het beroepsverleden als loontrekkende
Voor de berekening van de beroepsloopbaan als loontrekkende wordt rekening gehouden met de arbeidsdagen die aanleiding hebben gegeven tot een loon.
NB : de jaren als loontrekkende gepresteerd in een ander land van de Europese Unie, mogen meegeteld worden voor het beroepsverleden als loontrekkende van de werknemer.
Niet gepresteerde dagen die gelijkgesteld worden
De niet gepresteerde dagen worden in principe gelijkgesteld met arbeidsdagen, indien zij betaald of vergoed werden in de hoedanigheid van loontrekkende. De volgende periodes worden dus gelijkgesteld:
- de dagen van arbeidsongeschiktheid waarvoor een loon werd betaald waarop geen sociale zekerheidsbijdrage is ingehouden;
- de dagen die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding voor arbeidsongeschiktheid;
- de inactiviteitsdagen die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een loon waarop sociale zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;
- de feestdagen waarvoor een loon werd betaald waarop geen socialezekerheidsbijdrage is ingehouden;
- de inhaalrustdagen waarop de werknemer recht heeft krachtens de arbeidswet van 16.03.1971 [...];
- de dagen van staking of lock-out;
- de carenzdagen bedoeld door de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- de dagen waarop niet gewerkt werd wegens vorst, die door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
- de dagen waarop de werknemer het ambt van rechter in sociale zaken of van rechter in handelszaken of van raadsheer in sociale zaken heeft vervuld;
- andere niet bezoldigde afwezigheidsdagen ten belope van maximum 10 dagen per kalenderjaar;
- de dagen van aanwezigheid onder de wapens wegens oproeping of wederoproeping alsook de dagen van dienst als gewetensbezwaarde of de dagen van prestaties als dienstplichtige die krachtens de betrokken wetgeving met legerdienst gelijkgesteld worden.
Niet gepresteerde dagen die niet gelijkgesteld worden
De dagen volledige werkloosheid en de periodes van volledige schorsing van de overeenkomst in het kader van de loopbaanonderbreking (oud stelsel of thematische verloven) of van het tijdskrediet, worden echter niet in aanmerking genomen voor de berekening van de 5 jaar beroepsverleden als loontrekkende.
Sinds ten minste 2 jaar door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met de onderneming
De 2 jaar anciënniteit in de onderneming zijn van toepassing onverminderd de bepalingen inzake de conventionele overdrachten, overeenkomstig de Europese richtlijn 2001/23/EG.
Indien de werknemer naar uw onderneming werd overgedragen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en nog geen 2 jaar anciënniteit heeft op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving, moet u de aangifte van overdracht invullen, die u kunt vinden op onze website, en aan de werknemer overhandigen. Voor meer informatie hierover, zie het infoblad E58 over de gevolgen van een verandering van werkgever voor het tijdskrediet [...].
Uitzondering
De werknemer moet niet voldoen aan de voorwaarde van 5 jaar beroepsverleden als loontrekkende, noch aan de voorwaarde van 2 jaar anciënniteit indien hij het tijdskrediet zonder motief neemt, onmiddellijk nadat hij zijn recht op ouderschapsverlof voor alle rechthebbende kinderen heeft uitgeput.
Voor de toepassing van deze uitzondering is het absoluut noodzakelijk dat:
- de werknemer het ouderschapsverlof heeft genomen voor al zijn kinderen in de leeftijdsvoorwaarde (dit wil zeggen jonger dan 12 jaar volgens de algemene regel of jonger dan 21 jaar in geval van lichamelijke of mentale ongeschiktheid van minstens 66%);
- de werknemer de maximumduur van het ouderschapsverlof met betaling van uitkeringen heeft uitgeput, dit wil zeggen:
- indien het kind geboren of geadopteerd is vanaf 08.03.2012:
- ofwel 4 maanden volledige onderbreking;
- ofwel 8 maanden vermindering van prestaties tot een halftijdse betrekking;
- ofwel 20 maanden vermindering van prestaties met 1/5;
- ofwel een combinatie van de 3 vormen van ouderschapsverlof tot 4 maanden voltijds equivalent;
- indien het kind geboren of geadopteerd is vóór 08.03.2012:
- ofwel 3 maanden volledige onderbreking;
- ofwel 6 maanden vermindering van prestaties tot een halftijdse betrekking;
- ofwel 15 maanden vermindering van prestaties met 1/5;
- ofwel een combinatie van de 3 vormen van ouderschapsverlof tot 3 maanden voltijds equivalent;
- het tijdskrediet zonder motief van datum tot datum volgt op het ouderschapsverlof.
Voor meer informatie over het ouderschapsverlof verwijzen we u naar het infoblad T19.
Tewerkstellingsvoorwaarde
Ingeval van vermindering van prestaties moet de werknemer naast de voorwaarden inzake beroepsverleden en anciënniteit, ook een tewerkstellingsvoorwaarde vervullen tijdens de 12 maanden die de schriftelijke kennisgeving voorafgaan.
- in geval van halftijds tijdskrediet moet hij minstens 3/4-tijds gewerkt hebben.
- in geval van 1/5-tijds tijdskrediet moet hij voltijds gewerkt hebben.
Indien de werknemer niet heeft gewerkt in het toegewezen arbeidsregime gedurende de vereiste 12 maanden, kunnen bepaalde periodes van schorsing van de overeenkomst of deeltijdse tewerkstelling gelijkgesteld worden met prestaties of geneutraliseerd worden. Voor meer informatie hierover, zie het Infoblad E64 over het recht op en de organisatieregels van het tijdskrediet.
Wat is de minimum- en maximumduur?
Minimumduur
- In geval van voltijds of halftijds tijdskrediet is de minimumduur 3 maanden;
- In geval van 1/5-tijds tijdskrediet is de minimumduur 6 maanden.
De minimumduur van 3 maanden of van 6 maanden moet gerespecteerd worden bij elke aanvraag om tijdskrediet zonder motief, ook in geval van verlenging. In geval van een overgang van de ene vorm van tijdskrediet naar een andere kan, bij wijze van afwijking, het eventuele saldo van het tijdskrediet zonder motief, echter voor een kortere periode opgenomen worden.
Maximumduur
Het tijdskrediet zonder motief kan bekomen worden gedurende een maximumperiode van 12 maanden voltijds equivalent.
Dat betekent dat de werknemer recht heeft op:
- hetzij maximum 12 maanden voltijds tijdskrediet;
- hetzij maximum 24 maanden halftijds tijdskrediet;
- hetzij maximum 60 maanden 1/5-tijds tijdskrediet.
Indien de werknemer tijdens zijn loopbaan verschillende vormen van tijdskrediet zonder motief aanvraag (voltijds, halftijds of 1/5-tijds), kan hij dit genieten tot 12 maanden voltijds equivalent.
Voor de toepassing van dit begrip: is 1 maand voltijds tijdskrediet gelijk aan 2 maanden halftijds tijdskrediet of aan 5 maanden 1/5-tijds tijdskrediet.
Welke periodes moeten afgetrokken worden van de maximumduur van het tijdskrediet zonder motief?
Volgens de algemene regel moeten alle periodes van tijdskrediet en loopbaanonderbreking bekomen vóór 01.09.2012 afgetrokken worden van de maximumduur van het tijdskrediet zonder motief.
De periodes van thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand en palliatief verlof) moeten echter nooit afgetrokken worden van de maximumduur van het tijdskrediet zonder motief.
Meer informatie over de berekening van de maximale duurtijden van het tijdskrediet.
Voor alle aanvragen waarvoor een schriftelijke kennisgeving werd gestuurd vóór 01.04.2017, kunt u het infoblad T157 raadplegen. U zult er meer details in vinden over de berekening van de maximale duur van het tijdskrediet zonder motief indien meerdere vormen van onderbreking worden genomen, maar ook over hoe het resterend saldo kan worden bepaald als de werknemer in het verleden al één of meerdere periodes tijdskrediet met en/of zonder motief heeft genomen.
Mag u de aanvraag weigeren?
- Indien u maximum 10 werknemers tewerkstelt.
U mag de aanvraag weigeren want in dit geval is het tijdskrediet geen recht.
- Indien u meer dan 10 werknemers tewerkstelt.
Indien de toegangsvoorwaarden vervuld zijn mag u de aanvraag niet weigeren want in dit geval is het tijdskrediet een recht. Om de continuïteit van het werk te garanderen, is het recht op het tijdskrediet evenwel beperkt tot een quotum van gelijktijdige afwezigheden.
Los van het aantal werknemers in de onderneming, kunnen bepaalde functies overigens uitgesloten worden van het recht op het tijdskrediet, door middel van een sectorale of ondernemings-CAO.
Voor meer informatie hierover, zie het Infoblad E64 over het recht op en de organisatieregels van het tijdskrediet.
Bestaat er een aanvullend recht boven op het tijdskrediet zonder motief?
Ja. Boven op het tijdskrediet zonder motief kan de werknemer eventueel een bijkomend recht bekomen in het kader van het tijdskrediet met motief.
Om dit bijkomend recht te bekomen, moet de werknemer zijn aanvraag verplicht rechtvaardigen met één van de motieven bepaald door de reglementering en het bewijs leveren van het bestaan van dit motief.
Meer informatie hierover vindt u in het Infoblad E62 over het tijdskrediet met motief.