Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling?

T67

Laatste update : 01.04.2024

Waarover gaat dit infoblad?

In dit infoblad leggen we uit hoe we het dagbedrag van uw werkloosheidsuitkering als volledig werkloze berekenen.

U ontvangt werkloosheidsuitkeringen na een voldoende lange tewerkstelling. Zie het infoblad "Hebt u recht op uitkeringen na een tewerkstelling?", nr. T31.

We bespreken hierna enkel de situatie van de voltijdse werknemer.

In dit infoblad bespreken we de situatie van de werkloze met bedrijfstoeslag (voorheen: bruggepensioneerde) niet. Zie het infoblad: "Hoe wordt het bedrag van uw stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend?", nr. T4.

Hoe berekent de RVA uw werkloosheidsuitkering?

De RVA stelt het brutodagbedrag van uw werkloosheidsuitkering vast op basis van:

  • uw gezinstoestand,
  • uw laatst verdiende loon,
  • en uw beroepsverleden.

Wat is uw gezinstoestand?

Er zijn drie categorieën van werklozen, volgens hun gezinssituatie:

  • samenwonenden met gezinslast;
  • alleenwonenden;
  • samenwonenden zonder gezinslast.

Voor meer uitleg over uw gezinstoestand, zie het infoblad "Wat is uw gezinstoestand?", nr. T147.

Wat is uw laatst verdiende loon?

Bij uw eerste uitkeringsaanvraag?

De RVA neemt het loon in aanmerking van uw laatste tewerkstelling van ten minste 4 aaneensluitende weken bij eenzelfde werkgever.

Dat loon moet minstens gelijk zijn aan het toepasselijke minimumloon.

De werkgever moet er bijdragen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid, hebben op ingehouden.

Het loon wordt echter begrensd (zie verder).

Let wel:

  • hebt u geen vier aaneensluitende weken gewerkt bij dezelfde werkgever?
    Of
  • hebt u een brutomaandloon verdiend dat lager is dan 2.029,88 EUR (= het referteloon)?

=> de RVA zal het bedrag berekenen op basis van dat referteloon.

U woonde in België, maar werkte in het buitenland?

=> De RVA neemt het loon in aanmerking van uw laatste tewerkstelling in het buitenland wanneer u het laatst tewerkgesteld en sociaal verzekerd was in een lidstaat van de Europese Unie, in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, terwijl uw woonplaats in België gesitueerd was. De duur van die tewerkstelling is zonder belang.

Bij een latere aanvraag, na een onderbreking van uw werkloosheid?

De RVA zal het bedrag van uw uitkering nog steeds berekenen op basis van het loon dat in aanmerking werd genomen bij uw eerste aanvraag.

Uitzondering

  • u hebt geen uitkeringen ontvangen gedurende ten minste 2 jaar,
  • en u hebt in die periode:
    • ofwel ten minste 4 aaneensluitende weken bij eenzelfde werkgever gewerkt?
    • ofwel in het buitenland gewerkt, zoals hierboven beschreven?

=> de RVA zal het bedrag van uw uitkering vaststellen op basis van het loon van de laatste van die tewerkstellingen.

Dat betekent dat het bedrag van uw uitkering naar boven óf naar beneden kan worden herzien.

Bevindt u zich in deze uitzonderingssituatie, maar bent u meer dan 45 jaar op het ogenblik van de werkhervatting?

=> de RVA zal zich baseren op het hoogste loon, dus:

  • ofwel dat loon waarmee rekening werd gehouden bij uw eerste aanvraag,
  • ofwel het laatste loon van uw tewerkstelling van ten minste 4 aaneensluitende weken bij eenzelfde werkgever of van uw buitenlandse tewerkstelling.

In dat geval kan het bedrag van uw uitkering dus enkel naar boven worden herzien.

Wordt uw loon begrensd?

De RVA neemt uw loon niet onbeperkt in rekening.

Indien uw loon hoger is dan een bepaalde loongrens, zal de RVA uw uitkering berekenen op deze loongrens en niet op uw werkelijke loon.

De loongrenzen zijn als volgt bepaald:

 

Welke loongrens?

Wanneer toepasselijk?

Bedrag per maand?

Hoogste loongrens

Vanaf de eerste tot de zesde maand van volledige werkloosheid

3.299,11 euro

Middelste loongrens

Vanaf de zevende tot de twaalfde maand van volledige werkloosheid

3.074,83 euro

Laagste loongrens

Vanaf de dertiende maand van volledige werkloosheid voor samenwonenden met of zonder gezinslast

2.873,36 euro

Specifieke loongrens

Vanaf de dertiende maand van volledige werkloosheid voor alleenwonenden

2.810,83 euro

Wat is uw beroepsverleden?

Uw beroepsverleden bestaat uit arbeidsdagen (of –uren) en gelijkgestelde dagen (of uren). Het aantal dagen (of uren) zetten we om in een aantal jaren.

Arbeidsdagen?

Arbeidsdagen zijn dagen waarop u werkte in een beroep dat onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, valt. Het betreft dus werk als loontrekkende en bv. niet als zelfstandige. U moet voor dit werk een minimumloon ontvangen hebben waarop uw werkgever inhoudingen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid, heeft verricht.

Gelijkgestelde dagen?

Zijn onder meer gelijkgestelde dagen:

  • dagen waarvoor u een ziekte- of invaliditeitsuitkering hebt ontvangen;
  • dagen waarvoor u een uitkering hebt ontvangen als gevolg van een arbeidsongeval of beroepsziekte;
  • dagen gedekt door een gewaarborgd loon (bij ziekte);
  • vakantiedagen;
  • inhaalrustdagen;
  • dagen van afwezigheid met behoud van loon waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid, zijn gebeurd;
  • dagen van tijdelijke werkloosheid (bv. omwille van economische redenen of slecht weer);
  • dagen van volledige werkloosheid waarop u een beroepsopleiding volgt of tewerkgesteld bent in een beschermde werkplaats.

Geen gelijkgestelde dagen?

Zijn onder meer geen gelijkgestelde dagen:

  • dagen van loopbaanonderbreking of tijdskrediet;
  • dagen van volledige werkloosheid waarop u geen beroepsopleiding volgt en niet tewerkgesteld bent in een beschermde werkplaats.

Hoe zetten we dagen/uren om in jaren?

U werkt gedurende een kwartaal ononderbroken voltijds? U bewijst maximaal 78 dagen in dat kwartaal (in een zesdagensteldsel).

U werkt gedurende een kwartaal niet ononderbroken voltijds of werkt u deeltijds? We zetten het aantal dagen/uren via een formule om in een aantal arbeidsdagen. Dat aantal dagen beperken we tot gemiddeld 78 dagen per kwartaal (in een zesdagenstelsel).

Per kalenderjaar kunt u maximum 312 dagen laten meetellen.

Uw jaren beroepsverleden verkrijgen we door het aantal arbeids- en gelijkgestelde dagen te delen door 312. Is de rest na deze deling minstens gelijk aan 156 (= 0,5 jaar), dan zullen we het aantal jaren beroepsverleden met één verhogen.

Voorbeeld:

U bewijst een beroepsverleden van 4 868 arbeids- en gelijkgestelde dagen. Dit is gelijk aan 4.868 / 312 = 15,60 = 16 jaar beroepsverleden.

Hoe evolueren uw uitkeringen?

De "degressiviteit"

In principe kennen we de uitkeringen toe voor een onbeperkte duur.

De uitkeringen zijn wel degressief. Dat betekent dat het bedrag van de uitkeringen na verloop van tijd zal zakken.

U doorloopt een eerste, tweede en ten slotte een derde vergoedingsperiode.

Eerste vergoedingsperiode: 12 maanden

Alle werklozen ontvangen:

  • tijdens de eerste drie maanden werkloosheid:
    65% van hun laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens;
  • van de vierde tot zesde maand werkloosheid:
    60% van hun laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens;
  • van de zevende tot twaalfde maand werkloosheid:
    60% van hun laatst verdiende loon, begrensd tot de middelste loongrens.

Tweede vergoedingsperiode: maximaal 36 maanden

Na deze eerste periode van één jaar (= 3 maanden + 3 maanden + 6 maanden) volgt een periode van 2 maanden, verlengd met 2 maanden per jaar beroepsverleden. Deze tweede periode bedraagt maximaal 36 maanden en is opgedeeld in maximaal 5 fases:

  • een eerste fase van maximaal 12 maanden (2 maanden "vast" en maximaal 10 maanden in functie van het beroepsverleden).
    U ontvangt naargelang van uw gezinstoestand de volgende bedragen:
    • samenwonende met gezinslast:
      60% van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens;
    • alleenwonende:
      55% van het laatst verdiende loon, begrensd tot de specifieke loongrens;
    • samenwonende zonder gezinslast:
      40% van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens;
  • vier volgende fases van samen maximaal 24 maanden (= maximaal 4 periodes van telkens maximaal 6 maanden):
    de uitkeringen zakken in vier keer tot een forfaitaire uitkering.

Voorbeeld 1:

Indien u twee jaar beroepsverleden bewijst, is de tweede vergoedingsperiode voor u gelijk aan 2 + (2 x 2) = 6 maanden.

Voorbeeld 2:

Indien u twaalf jaar beroepsverleden bewijst, is de tweede vergoedingsperiode voor u gelijk aan 2 + (12 x 2) = 26 maanden.

Derde vergoedingsperiode: na maximaal 48 maanden

Tijdens de derde periode, na maximaal 48 maanden werkloosheid (= 12 maanden eerste periode + maximaal 36 maanden tweede periode), ontvangt u als werkloze een forfaitaire uitkering. Het bedrag hangt af van uw gezinssituatie, maar niet langer van uw laatst verdiende loon.

Schematische voorstelling

We kunnen de volgende vergoedingsperiodes onderscheiden:

 

 

samenwonenden met gezinslast

alleenwonenden

samenwonenden

1ste periode – fase 1

= maanden 1-3

65%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

65%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

65%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

1ste periode – fase 2

= maanden 4-6

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de hoogste loongrens

1ste periode – fase 3

= maanden 7-12

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de middelste loongrens

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de middelste loongrens

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de middelste loongrens

2de periode – fase 2A = maanden 13-14

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens

55%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de specifieke loongrens

40%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens

2de periode – fase 2B

= maanden 15-24
(in functie van uw beroepsverleden)

60%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens

55%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de specifieke loongrens

40%

van het laatst verdiende loon, begrensd tot de laagste loongrens

2de periode – fase 21

= maanden 25-30
(in functie van uw beroepsverleden)

Het bedrag in fase 2A MIN 1/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 1/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 1/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

2de periode – fase 22

= maanden 31-36
(in functie van uw beroepsverleden)

Het bedrag in fase 2A MIN 2/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 2/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 2/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

2de periode – fase 23

= maanden 37-42
(in functie van uw beroepsverleden)

Het bedrag in fase 2A MIN 3/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 3/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 3/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

2de periode – fase 24

= maanden 43-48
(in functie van uw beroepsverleden)

Het bedrag in fase 2A MIN 4/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 4/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

Het bedrag in fase 2A MIN 4/5 van {het bedrag in fase 2A MIN de forfaitaire uitkering}

3de periode

= na de tweede periode

= ten laatste vanaf maand 49

forfaitaire uitkering (behalve uitzonderingen)

forfaitaire uitkering (behalve uitzonderingen)

forfaitaire uitkering (behalve uitzonderingen)

Kan het gebeuren dat mijn dagbedrag niet (verder) zakt?

U behoudt het bedrag dat u in een fase van de tweede periode ontving indien u zich in één van de volgende situaties bevindt tijdens die fase:

  • u hebt een voldoende beroepsverleden als loontrekkende. Dat bedraagt minstens 25 jaar vanaf 1 november 2016;
  • u bent minstens 33% blijvend arbeidsongeschikt;
  • u bent 55 jaar geworden.

Kan ik terugkeren naar de eerste vergoedingsperiode?

U hebt weer recht op het dagbedrag van de eerste vergoedingsperiode en begint dus een nieuwe 'cyclus' (eerste periode -> tweede periode -> derde periode) indien u voldoende lang gewerkt hebt:

In welk stelsel?

Uurregeling van de tewerkstelling?

Hoe lang?

Deze tewerkstelling moet gesitueerd zijn tijdens een periode van

Voltijds

 

12 maanden

18 maanden

Deeltijds met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering

> 18 uur/week
OF

> 1/2 van een voltijds uurrooster

24 maanden

33 maanden

Deeltijds met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering

> 12 uur/week
OF

> 1/3 van een voltijds uurrooster

36 maanden

45 maanden

Deeltijds met behoud van rechten met inkomensgarantie-uitkering

> 18 uur/week
OF

> 1/2 van een voltijds uurrooster

24 maanden

33 maanden

Tellen niet mee om de duur van de tewerkstelling te bepalen:

  • dagen waarvoor u een ziekte- of invaliditeitsuitkering hebt ontvangen;
  • periodes van loopbaanonderbreking of tijdskrediet.

Wat de regeling "deeltijds met behoud van rechten" betreft, zie het infoblad "Waarop heeft een deeltijdse werknemer recht?", nr. T28.

Wat de "inkomensgarantie-uitkering" betreft, zie het infoblad "Hebt u recht op de inkomensgarantie-uitkering?", nr. T70.

Voorbeeld:

Uw eerste vergoedingsperiode begint op 14.07.2014.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 14.07.2015.
Uw derde vergoedingsperiode begint op 14.09.2016.
U werkt als deeltijdse werknemer met behoud van rechten vanaf 27.10.2014 tot en met 12.03.2017. Uw uurrooster is 20/38. U ontvangt tijdens de periode van deeltijdse tewerkstelling de inkomensgarantie-uitkering.
U vraagt opnieuw uitkeringen aan als volledig werkloze vanaf 13.03.2017.
Uw deeltijdse uurrooster bedroeg meer dan 18 uur per week en de tewerkstelling duurde minstens 24 maanden. U keert terug naar de eerste vergoedingsperiode.
Uw eerste vergoedingsperiode begint op 13.03.2017.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 13.03.2018.
Enz.

Kunnen de vergoedingsperiodes verlengd worden?

De eerste en de tweede vergodingsperiode kunnen we verlengen in onder meer de volgende gevallen:

Situatie?

Minimale duur van die situatie?

Voltijdse tewerkstelling

3 maanden

Deeltijdse tewerkstelling met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering

3 maanden

Voltijdse beroepsopleiding

3 maanden ononderbroken

Tewerkstelling in een beroep dat niet onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, valt (bv. als zelfstandige of als vastbenoemd(e) ambtenaar of leerkracht)

6 maanden ononderbroken

Studies met volledig leerplan zonder werkloosheidsuitkeringen

6 maanden ononderbroken

Loopbaanonderbreking of -vermindering of tijdskrediet

geen

De verlenging gebeurt als volgt:

  • we verlengen de eerste en tweede vergoedingsperiodes met het aantal volledige maanden gedekt door de situatie die in de eerste vergoedingsperiode begint;
  • we verlengen de tweede vergoedingsperiode met het aantal volledige maanden gedekt door de situatie die in de tweede vergoedingsperiode begint;
  • we verlengen de derde vergoedingsperiode niet. Deze is in principe immers al van onbepaalde duur.

Tellen niet mee om de duur van de tewerkstelling te bepalen:

  • dagen waarvoor u een ziekte- of invaliditeitsuitkering hebt ontvangen.

Wat de regeling "deeltijds met behoud van rechten" betreft, zie het infoblad "Waarop heeft een deeltijdse werknemer recht?", nr. T28.

Voorbeeld 1:

Uw eerste vergoedingsperiode begint op 14.07.2014.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 14.07.2015.
Uw derde vergoedingsperiode begint op 14.09.2016.
U werkt voltijds vanaf 27.10.2014 tot en met 15.03.2015. Dit is tussen 4 en 5 maanden.
Deze tewerkstelling duurt minstens 3 maanden en verlengt uw vergoedingsperiode.
We houden enkel rekening met volledige maanden, dus met 4 maanden.
Aangezien u bent beginnen werken tijdens de eerste vergoedingsperiode, verlengen we de eerste en de tweede periode met 4 maanden. We zullen dus de begindatum van de tweede en derde periode met 4 maanden uitstellen.
Uw tweede vergoedingsperiode begint dan op 14.11.2015 (= 14.07.2015 + 4 maanden).
Uw derde vergoedingsperiode begint dan op 14.01.2017 (= 14.09.2016 + 4 maanden).

Voorbeeld 2:

Uw eerste vergoedingsperiode begint op 14.07.2014.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 14.07.2015.
Uw derde vergoedingsperiode begint op 14.09.2016.
U werkt deeltijds met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering vanaf 25.01.2016 tot en met 07.08.2016. Dit is tussen 6 en 7 maanden.
Deze tewerkstelling duurt minstens 3 maanden en verlengt uw vergoedingsperiode.
We houden enkel rekening met volledige maanden, dus met 6 maanden.
Aangezien u bent beginnen werken tijdens de tweede vergoedingsperiode, verlengen we enkel de tweede periode met 6 maanden. We zullen dus de begindatum van de derde periode met 6 maanden uitstellen.
Uw derde vergoedingsperiode begint dan op 14.03.2017 (= 14.09.2016 + 6 maanden).

Voorbeeld 3:

Uw eerste vergoedingsperiode begint op 14.07.2014.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 14.07.2015.
Uw derde vergoedingsperiode begint op 14.09.2016.
U volgt een voltijdse beroepsopleiding vanaf 01.04.2015 tot en met 31.05.2015, dit is 2 maanden.
Deze beroepsopleiding duurt minder dan 3 maanden en verlengt uw vergoedingsperiode niet.
De aanvangsdata van uw vergoedingsperiodes zullen we niet wijzigen.

Voorbeeld 4:

Uw eerste vergoedingsperiode begint op 14.07.2014.
Uw tweede vergoedingsperiode begint op 14.07.2015.
Uw derde vergoedingsperiode begint op 14.09.2016.
U vat een zelfstandige activiteit in hoofdberoep aan vanaf 01.10.2016 en oefent die gedurende 2 jaar en 6 maanden uit.
Aangezien u deze activiteit aanvat tijdens de derde vergoedingsperiode, zullen we de aanvangsdata van uw vergoedingsperiodes niet wijzigen.
De duur van de activiteit (>= 6 maanden) speelt daarbij dus geen rol.

Wat zijn de minimale en maximale dagbedragen van uw uitkeringen?

De dagbedragen van de werkloosheidsuitkeringen evolueren in de praktijk als volgt in de tijd:

(Cat. A = samenwonenden met gezinslast; Cat. N = alleenwonenden; Cat. B = samenwonenden zonder gezinslast): 

Periode

= welke maand?

 

Cat. A

Cat. N

Cat. B

1ste periode – fase 1

1 tot 3

MIN

65,58

53,15

51,16

1ste periode – fase 1

1 tot 3

MAX

82,48

82,48

82,48

1ste periode – fase 2

4 tot 6

MIN

65,58

53,15

47,22

1ste periode – fase 2

4 tot 6

MAX

76,13

76,13

76,13

1ste periode – fase 3

7 tot 12

MIN

65,58

53,15

47,22

1ste periode – fase 3

7 tot 12

MAX

70,96

70,96

70,96

2de periode – fase 2A en 2B

13 tot max. 24

MIN

65,58

53,15

39,14

2de periode – fase 2A en 2B

13 tot max. 24

MAX

66,31

59,46

44,21

2de periode – fase 21

25 tot 30

(eventueel)

MIN

65,58

53,15

36,83

2de periode – fase 21

25 tot 30

(eventueel)

MAX

65,58

57,05

40,38

2de periode – fase 22

31 tot 36

(eventueel)

MIN

65,58

53,15

34,52

2de periode – fase 22

31 tot 36

(eventueel)

MAX

65,58

54,64

36,55

2de periode – fase 23

37 tot 42

(eventueel)

MIN

65,58

53,15

32,20

2de periode – fase 23

37 tot 42

(eventueel)

MAX

65,58

53,15

32,71

2de periode – fase 24

43 tot 48

(eventueel)

MIN

65,58

53,15

29,89

2de periode – fase 24

43 tot 48

(eventueel)

MAX

65,58

53,15

29,89

3de periode

49 tot ...

 

65,58

53,15

27,58

Zijn de bedragen geïndexeerd?

Alle bedragen vermeld in dit infoblad zijn geïndexeerde bedragen. Ze zijn geldig vanaf 01.11.2023.

Hoeveel uitkeringen ontvang ik maximaal per week/maand?

U ontvangt als voltijdse werknemer 6 daguitkeringen per week (maandag tot en met zaterdag).

Per maand stemt dit gemiddeld overeen met 26 daguitkeringen. Om het precieze aantal voor een bepaalde kalendermaand te weten, neemt u het aantal kalenderdagen in die maand en trekt u er het aantal zondagen van af.

Is er bedrijfsvoorheffing op de werkloosheidsuitkeringen?

Op de uitkeringen houdt de uitbetalingsinstelling een bedrijfsvoorheffing in van 10,09%.

De volgende werklozen zijn niet aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen:

  • de samenwonenden met gezinslast;
  • de alleenwonenden;
  • de samenwonenden zonder gezinslast die uitkeringen in de "tweede periode" ontvangen, op voorwaarde dat hun echtgeno(o)t(e) enkel over vervangingsinkomens beschikt;
  • de samenwonenden zonder gezinslast die uitkeringen in de "derde periode" ontvangen (= de forfaitaire uitkering);
  • de werklozen die een vrijstelling genieten wegens sociale en familiale redenen.

Voorwaarde is dat ze geen enkel beroepsinkomen boven hun uitkeringen ontvangen.

De werklozen kunnen wel zelf vragen dat er bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden.