Wat is uw gezinstoestand?

T147

Laatste update : 01.05.2024

Waarover gaat dit infoblad?

In dit infoblad leggen we uit wat uw gezinstoestand als werkloze is.

Eerst bespreken we de mogelijke situaties. Aan de hand van uw concrete situatie (u woont alleen, u woont samen met andere personen) kunt u vaststellen wat uw gezinstoestand is.

Verder in dit infoblad vindt u uitleg over de gebruikte begrippen (bv. wat is een partner, wat is een beroepsinkomen, wat is een vervangingsinkomen, ...).

Wat is het belang van uw gezinstoestand?

Uw gezinstoestand beïnvloedt het dagbedrag en eventueel ook de duur van:

  • de werkloosheidsuitkeringen
    (dat zijn de uitkeringen die u kunt genieten na een voldoende lange tewerkstelling - zie het infoblad "Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling? nr. T67);
  • de inschakelingsuitkeringen
    (dat zijn de uitkeringen die u kunt genieten als schoolverlater - zie het infoblad "Hoeveel bedraagt uw uitkering na studies?" nr. T37).

Het is dan ook erg belangrijk dat u uw gezinstoestand correct aangeeft en dus ook elke wijziging meedeelt.

Welke gezinscategorieën bestaan er?

Er zijn drie categorieën:

  • de werknemer met gezinslast;
  • de alleenwonende;
  • de samenwonende (zonder gezinslast).

Wat is uw gezinstoestand?

U woont alleen?

Indien u:

  • onderhoudsgeld betaalt op basis van een gerechtelijke beslissing; 
  • onderhoudsgeld betaalt op basis van een notariële akte in geval van een procedure van echtscheiding of van scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming;
  • onderhoudsgeld betaalt op basis van een notariële akte (buiten een echtscheidingsprocedure) voor uw minderjarig kind of voor uw behoeftig meerderjarig kind;
  • feitelijk gescheiden bent en uw echtgeno(o)t(e) op basis van een gerechtelijke beslissing de toelating heeft gekregen in uw plaats geldsommen te ontvangen die derden u verschuldigd zijn

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Wanneer u zich als alleenwonende niet in één van deze situaties bevindt

=> beschouwt de RVA u als alleenwonende.

Opgelet: wanneer deze situatie zich wijzigt, moet u dat aangeven.

Zo moet u onder meer de volgende situaties melden:

  • De beslissing of akte vermeldt een einddatum en deze datum is bereikt.
  • U betaalt niet langer effectief onderhoudsgeld.
  • Uw ex-partner heeft een beroeps- of vervangingsinkomen en de akte of beslissing vereist in dat geval geen verdere betaling van onderhoudsgeld.
  • Het kind waarvoor u betaalt is afgestudeerd en kan in zijn levensonderhoud voorzien, en de akte of beslissing vereist in dat geval geen verdere betaling van onderhoudsgeld.
  • Uw meerderjarig kind is niet langer behoeftig (het heeft een beroeps- of vervangingsinkomen dat minstens gelijk is aan het leefloon).

U woont samen met uw echtgeno(o)t(e) (en eventueel andere personen)?

Indien uw echtgeno(o)t(e) geen beroeps- of vervangingsinkomens heeft

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien uw echtgeno(o)t(e) wel beroeps- of vervangingsinkomens heeft 

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

In deze situaties is het niet van belang of er nog andere personen met u samenwonen en ook niet of deze personen wel of niet beroeps- of vervangingsinkomens hebben.

Voorbeeld:

U woont samen met uw echtgeno(o)t(e), twee kinderen en uw grootmoeder.

Uw echtgeno(o)t(e) heeft geen enkele vorm van inkomen, uw twee kinderen werken als loontrekkende en uw grootmoeder beschikt over een pensioen.

U bent werknemer met gezinslast omdat enkel de situatie van uw echtgeno(o)t(e) van tel is.

U woont samen met uw partner (en eventueel andere personen)?

Indien uw partner geen beroeps- of vervangingsinkomens heeft

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien uw partner wel beroeps- of vervangingsinkomens heeft

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

In deze situatie is het niet van belang of er nog andere personen met u samenwonen en ook niet of deze personen wel of niet beroeps- of vervangingsinkomens hebben.

U woont uitsluitend samen met één of meerdere kinderen?

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e) of partner en er wonen behalve uw kinderen geen andere personen met u samen.

Indien:

  • u voor minstens één van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag

OF

  •  geen enkele van de kinderen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien:

  •  u voor geen enkele van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag

EN

  • minstens één van de kinderen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

Voorbeeld:

U woont samen met uw drie kinderen.

Voor één van uw kinderen hebt u recht op kinderbijslag. Een ander kind werkt als loontrekkende en het derde geniet werkloosheidsuitkeringen.

U bent werknemer met gezinslast. Het volstaat dat u voor één van uw kinderen recht hebt op kinderbijslag. De situatie van de twee anderen is dan van geen tel.

U woont uitsluitend samen met één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad?

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e), partner of kinderen, en er wonen behalve uw bloed- of aanverwanten geen andere personen met u samen.

Indien geen enkele van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Van zodra minstens één van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

Voorbeeld:

U woont samen met uw oom en tante, dit zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad.

Uw oom heeft een zelfstandige activiteit, uw tante heeft geen enkele vorm van inkomen.

U bent samenwonende werknemer (zonder gezinslast): één van uw bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad (uw oom) beschikt over een beroepsinkomen.

U woont uitsluitend samen met één of meerdere kinderen én één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad?

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e) of partner en er wonen behalve uw kinderen en bloed- of aanverwanten geen andere personen met u samen.

Indien:

  •  u voor minstens één van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag

EN

  • geen enkele van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien:

  • u voor geen enkele van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag

OF

  • minstens één van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

Voorbeeld:

U woont samen met uw kind en met uw grootmoeder. Uw grootmoeder is een bloedverwant tot en met de derde graad.

Voor uw kind hebt u recht op kinderbijslag. Uw grootmoeder geniet een rustpensioen.

Verder in dit infoblad zult u lezen dat het van het bedrag van het rustpensioen afhangt of dit een vervangingsinkomen is of niet.

Is het rustpensioen geen vervangingsinkomen, dan bent u een werknemer met gezinslast: voor uw kind hebt u recht op kinderbijslag én uw bloedverwant heeft geen vervangingsinkomen.

Is het rustpensioen wel een vervangingsinkomen, dan bent u samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

U woont samen met één of meerdere kinderen én met andere personen?

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e), partner of bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad. Behalve uw kinderen wonen er wel andere personen met u samen.

Indien u zich in één van de volgende twee situaties bevindt:

Eerste situatie:

  • u hebt voor minstens één van deze kinderen recht op kinderbijslag

EN

  • geen enkele van de andere personen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

Tweede situatie:

  • geen enkele van de kinderen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

EN

  •  geen enkele van de andere personen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien u zich in één van de volgende twee situaties bevindt:

Eerste situatie:

  • u hebt voor geen enkele van deze kinderen recht op kinderbijslag

OF

  •  minstens één van de andere personen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

Tweede situatie:

  • minstens één van de kinderen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

OF

  • minstens één van de andere personen heeft een beroeps- of vervangingsinkomen

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast).

Voorbeeld:

U woont samen met uw kind en met een vriend(in) die niet uw partner is.

Voor uw kind hebt u recht op kinderbijslag. Uw vriend(in) geniet werkloosheidsuitkeringen.

U bent samenwonende werknemer (zonder gezinslast). Het volstaat niet dat u recht hebt op kinderbijslag voor uw kind. Uw vriend(in) heeft immers een vervangingsinkomen.

U woont samen met één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad én met andere personen?

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e), partner of kinderen. Behalve uw bloed- of aanverwanten wonen er wel andere personen met u samen.

Indien:

  • geen enkele van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

EN 

  • geen enkele van de andere personen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast. 

Indien: 

  • minstens één van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

OF 

  • minstens één van de andere personen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast). 

Voorbeeld

U woont samen met met uw grootmoeder en met een vriend(in) die niet uw partner is. Uw grootmoeder is een bloedverwant tot en met de derde graad. 

Uw grootmoeder geniet een rustpensioen. 

Uw vriend(in) heeft geen enkele vorm van inkomen. 

Verder in dit infoblad zult u lezen dat het van het bedrag van het rustpensioen afhangt of dit een vervangingsinkomen is of niet. 

Is het rustpensioen geen vervangingsinkomen, dan bent u een werknemer met gezinslast: uw bloedverwant heeft geen vervangingsinkomen en uw vriend(in) heeft geen beroeps- of vervangingsinkomen. 

Is het rustpensioen wel een vervangingsinkomen, dan bent u samenwonende werknemer (zonder gezinslast). De situatie van uw vriend(in) is daarbij van geen tel. 

U woont samen met één of meerdere kinderen én één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad én met andere personen? 

U woont dus niet samen met uw echtgeno(o)t(e) of partner. Behalve uw kinderen en één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad wonen er wel andere personen met u samen. 

Indien: 

  • u voor minstens één van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag 

EN 

  • geen enkele van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft

EN 

  • geen enkele van de andere personen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

=> beschouwt de RVA u als werknemer met gezinslast.

Indien: 

  • u voor geen enkele van deze kinderen recht hebt op kinderbijslag 

OF 

  • minstens één van de bloed- of aanverwanten een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

OF 

  • minstens één van de andere personen een beroeps- of vervangingsinkomen heeft 

=> beschouwt de RVA u als samenwonende werknemer (zonder gezinslast). 

Voorbeeld

U woont samen met uw twee kinderen, met uw tante en met een vriend(in) die niet uw partner is. Uw tante is een bloedverwant tot en met de derde graad. 

U hebt voor uw twee kinderen recht op kinderbijslag. 

Uw tante heeft geen enkele vorm van inkomen. 

Uw vriend(in) heeft recht op werkloosheidsuitkeringen. 

Aangezien uw vriend(in) werkloosheidsuitkeringen ontvangt, die een vervangingsinkomen zijn, bent u samenwonende (zonder gezinslast). Het volstaat dus niet dat u voor uw twee kinderen recht hebt op kinderbijslag en dat uw tante geen inkomen heeft. 

Uitleg bij de gebruikte begrippen 

Wat betekent samenwonen? 

Samenwonen betekent dat twee of meerdere personen samen onder hetzelfde dak wonen en gemeenschappelijk de belangrijkste huishoudelijke aangelegenheden regelen. Het is niet nodig dat die personen alles gemeenschappelijk regelen. 

Wonen ook samen: 

  • zij die tijdelijk om beroepsredenen een andere verblijfplaats hebben; 
  • zij die gevangengezet, geïnterneerd of in een instelling voor geesteszieken geplaatst zijn, maar enkel gedurende de eerste 12 maanden. 

Of er al dan niet sprake is van samenwonen, is een feitenkwestie. De directeur van de RVA zal hierin een beslissing nemen, waarbij hij voornamelijk zal nagaan of er door het delen van kosten geld wordt bespaard en er dus sprake is van een zeker economisch voordeel. 

De directeur kan op basis van de feitelijke situatie beslissen dat er sprake is van samenwonen, zélfs indien men volgens het bevolkingsregister apart zou wonen. 

Wie beschouwt de RVA als uw partner? 

De RVA beschouwt een persoon als uw partner indien hij/zij: 

  • met u samenwoont en met u een feitelijk gezin vormt. Het gezin moet niet noodzakelijk uit een man en een vrouw samengesteld zijn 

EN 

  • geen familie is van u. Dat betekent dat hij/zij geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad is 

EN 

  • geen kind is waarvoor u of een ander lid van uw gezin recht kan hebben op kinderbijslag. 

Voorbeeld

Het kind van een vrouw die met u samenwoont en waarvoor de vrouw kinderbijslag ontvangt, zal de RVA niet als uw partner beschouwen 

EN

  • financieel ten laste is van u. 

Wat zijn de voorwaarden om financieel ten laste te zijn van u? 

Een persoon is financieel ten laste van u indien hij/zij gelijktijdig de volgende voorwaarden vervult: 

  • hij/zij ontvangt geen leefloon (bestaansminimum) en ontvangt geen financiële steun van het OCMW ter vervanging van het leefloon; 
  • hij/zij is niet ten laste van een andere persoon die aanspraak kan maken op kinderbijslag. 

Voorbeeld

Een student(e) woont met u samen. De ouders van de student(e) ontvangen kinderbijslag voor hem/haar. De student(e) kan niet als partner beschouwd worden; 

  • hij/zij mag niet ten laste zijn van een andere werkloze waarmee de partner samenwoont (een partner kan niet ten laste zijn van meerdere werklozen); 
  • de partner mag geen echtgeno(o)t(e) hebben die met hem/haar en met u samenwoont (deze persoon wordt geacht partner te zijn van en dus ten laste van zijn/haar echtgeno(o)t(e)); 
  • hij/zij vult een verklaring in bij de uitbetalingsinstelling. 

Wie is bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van u? 

De volgende personen zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad: 

  • uw kind en zijn/haar echtgeno(o)t(e); 
  • uw kleinkind en zijn/haar echtgeno(o)t(e); 
  • uw achterkleinkind en zijn/haar echtgeno(o)t(e); 
  • uw vader en moeder, stiefvader en stiefmoeder; 
  • uw pleegvader en pleegmoeder (onder voorwaarden); 
  • uw grootvader en grootmoeder en hun echtgenoten; 
  • uw overgrootvader en overgrootmoeder en hun echtgenoten; 
  • uw oom, tante en hun echtgenoten; 
  • uw broer, zus en hun echtgenoten; 
  • het kind van uw broer of zus en diens echtgeno(o)t(e);
  • alle voormelde bloed- en aanverwanten van uw echtgeno(o)t(e).

Wie is bloedverwant in opgaande lijn? 

Onder bloedverwanten in opgaande lijn verstaan we: 

  • uw ouders, grootouders, overgrootouders en hun echtgenoten; 
  • de ouders, grootouders, overgrootouders van uw echtgeno(o)t(e). 

Wie beschouwt de RVA als uw kind? 

De RVA beschouwt als uw kinderen: 

  • het kind van wie u of uw partner de vader of de moeder is; 
  • het geadopteerde kind; 
  • het kind onder voogdij;
  • het kind waarvoor u recht hebt op kinderbijslag. 

Wat is een beroepsinkomen? 

Definitie 

Als beroepsinkomsten beschouwen we: 

  • alle inkomsten uit een beroepsactiviteit, 
  • los van de duur van de activiteit of het bedrag van het inkomen, 
  • ongeacht of het een financieel voordeel, dan wel een voordeel in natura betreft. 

De financiële en materiële voordelen uit arbeid in loondienst of uit arbeid als zelfstandige beschouwen we dus als beroepsinkomen. 

De voordelen die toegekend zijn in het kader van, tijdens of ten gevolge van een opleiding, studies, een stage of een leertijd, worden beschouwd als loon en dus als een beroepsinkomen wanneer bepaalde grensbedragen overschreden worden. Zie hierna: de grenzen verschillen naar gelang het uw echtgeno(o)t(e)/partner dan wel uw kind betreft. Is de opleiding een individuele beroepsopleiding in een onderneming, dan geldt een afwijkende regeling.

Uw echtgeno(o)t(e) of partner werkt als loontrekkende? 

De RVA zal het inkomen van uw echtgeno(o)t(e) of partner niet als een beroepsinkomen beschouwen indien voldaan is aan de volgende drie voorwaarden: 

  • u geeft deze inkomsten aan bij uw uitbetalingsinstelling (op een formulier C1, beschikbaar bij die instelling) wanneer u uw uitkeringsaanvraag indient of wanneer u begint te werken of gaat samenwonen; 
  • deze inkomsten komen voort uit een activiteit in loondienst; 
  • het brutobedrag is maximum 971,41 euro per maand. 

Zijn de inkomsten van uw echtgeno(o)t(e) of partner variabel, dan moet u bovendien voor de maand waarin het inkomen niet hoger is dan dit bedrag, een formulier C110A bij uw uitbetalingsinstelling indienen. Indien u een papieren controlekaart gebruikt, voegt u dit formulier bij deze controlekaart. 

Uw kind heeft een beroepsinkomen? 

In twee situaties zal de RVA het beroepsinkomen van uw kind niet als een beroepsinkomen beschouwen: 

  • het brutobedrag van het beroepsinkomen is niet hoger dan 520,21 euro per maand; 
  • het eerste beroepsinkomen dat het kind na het einde van de studies ontvangt gedurende een periode van 12 maanden, ongeacht het bedrag. 

Wat is een vervangingsinkomen? 

Definitie 

Een vervangingsinkomen is elke vergoeding betaald voor het verlies van een beroepsinkomen. 

Of een inkomen een vervangingsinkomen is, hangt af van de aard ervan, en in bepaalde gevallen van het bedrag ervan en van uw relatie met de persoon die met u samenwoont en dit inkomen ontvangt. 

Werkloosheidsuitkeringen? 

Hier bedoelen we niet enkel de werkloosheidsuitkeringen in de strikte zin (na een voldoende lange tewerkstelling), maar ook de inschakelingsuitkeringen als schoolverlater en de overbruggingsuitkeringen als deeltijds lerende. 

Werkloosheidsuitkeringen zijn steeds een vervangingsinkomen, ongeacht hun bedrag 

BEHALVE ALS 

  • deze worden betaald aan uw kind(eren) waarmee u samenwoont 
  • en het totale brutobedrag waarop ieder kind recht heeft, niet hoger is dan  621,66 euro per maand. 

Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en uitkeringen in het kader van moederschapverzekering? 

Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en uitkeringen in het kader van moederschapverzekering zijn steeds een vervangingsinkomen, ongeacht hun bedrag 

BEHALVE ALS 

  • deze worden betaald aan uw kind(eren) waarmee u samenwoont 
  • en het totale brutobedrag waarop ieder kind recht heeft, niet hoger is dan  621,66 euro per maand. 

Onderbrekingsuitkeringen in het kader van loopbaanonderbreking of tijdskrediet? 

Onderbrekingsuitkeringen zijn steeds een vervangingsinkomen, wat ook hun bedrag is. 

Pensioenen? 

Met pensioen bedoelen we de ouderdoms-, rust-, anciënniteits- en overlevingspensioenen. 

Pensioenen van uw bloed- of aanverwanten in de opgaande lijn?

U woont uitsluitend samen met bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad?

  • De pensioenen van die bloed- of aanverwanten zijn geen vervangingsinkomen indien het totale brutobedrag ervan, eventueel samengeteld, niet hoger is dan 1.676,62 euro per maand.
  • Indien u op basis van een attest van de FOD Sociale Zekerheid (Directie-Generaal Personen met een Handicap, www.handicap.fgov.be) aantoont dat een bloed- of aanverwant wegens zijn gezondheidstoestand geen enkele autonomie meer heeft of deze verminderd is met minstens 9 punten volgens de wetgeving van de mindervaliden, dan zijn de pensioenen van die bloed- of aanverwanten geen vervangingsinkomen indien het totale brutobedrag ervan, eventueel samengeteld, niet hoger is dan 2.719,50 euro per maand.

U woont uitsluitend samen met bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad én met één of meerdere kinderen?

  • De pensioenen van die bloed- of aanverwanten zijn geen vervangingsinkomen indien het totale brutobedrag ervan, eventueel samengeteld, niet hoger is dan 2.719,50 euro per maand.

Indien bloed- of aanverwanten één of meerdere pensioenen ontvangen, worden deze samengeteld om vergeleken te worden met de bedragen van 2.719,50 euro of 1.676,62 euro.

Pensioenen van andere personen? 

Deze pensioenen beschouwen we niet als vervangingsinkomsten indien de maandelijkse brutobedragen ervan niet hoger zijn dan 807,33 euro per persoon. 

Vergoedingen ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte? 

De vergoedingen ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte zijn geen vervangingsinkomen indien de maandelijkse brutobedragen ervan niet hoger zijn dan 807,33 euro per persoon. 

OCMW-uitkeringen? 

De door het OCMW betaalde sommen (bestaansminimum en financiële steun van het OCMW ter vervanging van het bestaansminimum) beschouwen we niet als vervangingsinkomsten, 

BEHALVE 

als deze sommen worden betaald aan uw partner. In dat geval kan u geen uitkering ontvangen als samenwonende met gezinslast. 

Opzegvergoedingen (verbrekingsvergoedingen)? 

De opzegvergoedingen zijn steeds een vervangingsinkomen, wat ook hun bedrag is. 

Wat is geen vervangingsinkomen? 

De volgende uitkeringen beschouwen we nooit als een vervangingsinkomen: 

  • kinderbijslagen; 
  • uitkeringen aan mindervaliden; 
  • studiebeurzen waarop geen inhoudingen voor de sociale zekerheid verricht worden; 
  • vergoedingen gestort aan gedetineerden die in de gevangenis werken; 
  • onderhoudsgeld. 

Evolueren de bedragen in de tijd? 

Alle bedragen vermeld in dit infoblad zijn geïndexeerde bedragen. Ze zijn geldig vanaf 01.05.2024.